Over de haat-liefdeverhouding die ik vroeger met mijn camera had. En hoe die plots omsloeg naar hartstocht eersteklas. Of hoe mijn passie voor fotografie steeds puurder werd.
Als kind had ik het onmetelijke geluk dat ik elk jaar op reis kon met m’n ouders. Bij voorkeur vertrokken we met de tent richting de bergen. Tussen alle bagage stak telkens altijd ergens wel een camera. Zo’n analoge Pentax. Ik herinner me ook wat een eer ik het vond om dat toestel zo nu en dan zelf te mogen bedienen. Daarna volgde al snel mijn eerste eigen camera. Ik hanteerde hem ook vooral op reis en prefereerde dia’s boven prints om ze na afloop te bekijken en te delen. Gewoon voor de gezelligheid van die fameuze dia-avonden, eigenlijk.
Meestal ging ik helemaal op in de zoektocht naar een origineel plaatje. Dan merkte ik nauwelijks dat ik al een kwartier bij een mooie bloem stilstond, in het midden van de stad op de grond lag voor een origineel perspectief of bleef ik datzelfde berglandschap onvermoeibaar onder de loep nemen. Maar zo ging het niet altijd. Soms stopte ik m’n camera ook gewoon weg. Diep weg, zo helemaal onderaan in m’n rugzak. Omdat ik me anders verplicht voelde om foto’s te maken. Soms voelde de voortdurende zoektocht naar schoonheid en originaliteit aan als een opgave en me verhinderde het me om écht tot rust te komen. Toen ik een tijd terug door een moeilijke periode ging, stofte ik mijn camera bijna instinctief af. Ik trok erop uit zonder plan, doel of uurwerk. Zo vrij als een vogel. En hoe vaker ik dat deed, hoe harder de hang naar fotografie. Wat voorheen als opgave op m’n to do list stond, veranderde in een onbewust en automatisch proces. De camera als verlengde van m’n arm. De lens als m’n derde oog. Geleidelijk aan leerde ik: fotograferen staat m’n rust niet langer in de weg. Integendeel, fotografie riep rust in het leven. In mijn leven.
Met m’n camera in de hand ervaar ik m’n omgeving intenser en voel ik me meer verbonden. Ik zie dingen waar ik vroeger aan voorbijliep: een verweerde bast, een bloem die op haar mooist bloeit net voor ze verwelkt, blikken die bijblijven, emoties die mij beroeren terwijl ik hen beetneem. Detail en overzicht gaan hand in hand. Ook de tweedeling tussen ‘Oh, dat is mooi!’ en ‘Bah, dat is lelijk!’ verdwijnt stilaan. Wie écht onbevangen kijkt, ziet schoonheid in het schone en schoonheid in het lelijke.
Ik ben zo dankbaar voor m’n nieuwe bril.